De of het adventsperiode?
De adventsperiode
Is het de of het adventsperiode
In de Nederlandse taal gebruiken wij de adventsperiode.
Elke dag een e-mail ontvangen met de oefening?
English: Advent
Deutsch: Advent | Bekijk of het der of die Advent is.
Français: Avent | Bekijk of het Le o La Avent is.
Jou of jouw: jouw adventsperiode
Buigings-e:
Mooi of mooie adventsperiode
Groot of grote adventsperiode
Half of halve adventsperiode
Grappig of grappige adventsperiode
Leeg of lege adventsperiode
leuk of leuke adventsperiode
Vet of vette adventsperiode
Snel of snelle adventsperiode
Wit of witte adventsperiode
Klein of kleine adventsperiode
Rood of rode adventsperiode
Dik of dikke adventsperiode
Oud of oude adventsperiode
Goed of goede adventsperiode
Wat rijmt er op adventsperiode
Elk of elke: Elke adventsperiode
Aanwijzend voornaamwoord: Die adventsperiode
Bezittelijk voornaamwoord: Onze adventsperiode
Wat rijmt er op adventsperiode
Buigings-e:
Mooi of mooie adventsperiode
Groot of grote adventsperiode
Half of halve adventsperiode
Grappig of grappige adventsperiode
Leeg of lege adventsperiode
leuk of leuke adventsperiode
Vet of vette adventsperiode
Snel of snelle adventsperiode
Wit of witte adventsperiode
Klein of kleine adventsperiode
Rood of rode adventsperiode
Dik of dikke adventsperiode
Oud of oude adventsperiode
Goed of goede adventsperiode
Wat rijmt er op adventsperiode
Elk of elke: Elke adventsperiode
Aanwijzend voornaamwoord: Die adventsperiode
Bezittelijk voornaamwoord: Onze adventsperiode
Wat rijmt er op adventsperiode
Oefening van de dag