De of het afbreken?
Het afbreken
Is het de of het afbreken
In de Nederlandse taal gebruiken wij het afbreken.
Elke dag een e-mail ontvangen met de oefening?
English: break
Deutsch: Zerlegung | Bekijk of het der of die Zerlegung is.
Français: décomposition | Bekijk of het Le o La décomposition is.
Jou of jouw: jouw afbreken
Buigings-e:
Mooi of mooie afbreken
Groot of grote afbreken
Half of halve afbreken
Grappig of grappige afbreken
Leeg of lege afbreken
leuk of leuke afbreken
Vet of vette afbreken
Snel of snelle afbreken
Wit of witte afbreken
Klein of kleine afbreken
Rood of rode afbreken
Dik of dikke afbreken
Oud of oude afbreken
Goed of goede afbreken
Wat rijmt er op afbreken
Elk of elke: Elk afbreken
Aanwijzend voornaamwoord: Dat afbreken
Bezittelijk voornaamwoord: Ons afbreken
Wat rijmt er op afbreken
Buigings-e:
Mooi of mooie afbreken
Groot of grote afbreken
Half of halve afbreken
Grappig of grappige afbreken
Leeg of lege afbreken
leuk of leuke afbreken
Vet of vette afbreken
Snel of snelle afbreken
Wit of witte afbreken
Klein of kleine afbreken
Rood of rode afbreken
Dik of dikke afbreken
Oud of oude afbreken
Goed of goede afbreken
Wat rijmt er op afbreken
Elk of elke: Elk afbreken
Aanwijzend voornaamwoord: Dat afbreken
Bezittelijk voornaamwoord: Ons afbreken
Wat rijmt er op afbreken
Oefening van de dag