De of het frisgewassen?
Het frisgewassen
Is het de of het frisgewassen
In de Nederlandse taal gebruiken wij het frisgewassen.
Elke dag een e-mail ontvangen met de oefening?
English: freshly washed
Deutsch: frisch gewaschen | Bekijk of het der of die frisch gewaschen is.
Français: fraîchement lavés | Bekijk of het Le o La fraîchement lavés is.
Jou of jouw: jouw frisgewassen
Buigings-e:
Mooi of mooie frisgewassen
Groot of grote frisgewassen
Half of halve frisgewassen
Grappig of grappige frisgewassen
Leeg of lege frisgewassen
leuk of leuke frisgewassen
Vet of vette frisgewassen
Snel of snelle frisgewassen
Wit of witte frisgewassen
Klein of kleine frisgewassen
Rood of rode frisgewassen
Dik of dikke frisgewassen
Oud of oude frisgewassen
Goed of goede frisgewassen
Wat rijmt er op frisgewassen
Elk of elke: Elk frisgewassen
Aanwijzend voornaamwoord: Dat frisgewassen
Bezittelijk voornaamwoord: Ons frisgewassen
Wat rijmt er op frisgewassen
Buigings-e:
Mooi of mooie frisgewassen
Groot of grote frisgewassen
Half of halve frisgewassen
Grappig of grappige frisgewassen
Leeg of lege frisgewassen
leuk of leuke frisgewassen
Vet of vette frisgewassen
Snel of snelle frisgewassen
Wit of witte frisgewassen
Klein of kleine frisgewassen
Rood of rode frisgewassen
Dik of dikke frisgewassen
Oud of oude frisgewassen
Goed of goede frisgewassen
Wat rijmt er op frisgewassen
Elk of elke: Elk frisgewassen
Aanwijzend voornaamwoord: Dat frisgewassen
Bezittelijk voornaamwoord: Ons frisgewassen
Wat rijmt er op frisgewassen
Oefening van de dag