De of het hopen?
Het hopen
Is het de of het hopen
In de Nederlandse taal gebruiken wij het hopen.
Elke dag een e-mail ontvangen met de oefening?
English: hope
Deutsch: hoffen | Bekijk of het der of die hoffen is.
Français: espérer | Bekijk of het Le o La espérer is.
Jou of jouw: jouw hopen
Buigings-e:
Mooi of mooie hopen
Groot of grote hopen
Half of halve hopen
Grappig of grappige hopen
Leeg of lege hopen
leuk of leuke hopen
Vet of vette hopen
Snel of snelle hopen
Wit of witte hopen
Klein of kleine hopen
Rood of rode hopen
Dik of dikke hopen
Oud of oude hopen
Goed of goede hopen
Wat rijmt er op hopen
Elk of elke: Elk hopen
Aanwijzend voornaamwoord: Dat hopen
Bezittelijk voornaamwoord: Ons hopen
Wat rijmt er op hopen
wanhopen - opeenhopen - ophopen -
Buigings-e:
Mooi of mooie hopen
Groot of grote hopen
Half of halve hopen
Grappig of grappige hopen
Leeg of lege hopen
leuk of leuke hopen
Vet of vette hopen
Snel of snelle hopen
Wit of witte hopen
Klein of kleine hopen
Rood of rode hopen
Dik of dikke hopen
Oud of oude hopen
Goed of goede hopen
Wat rijmt er op hopen
Elk of elke: Elk hopen
Aanwijzend voornaamwoord: Dat hopen
Bezittelijk voornaamwoord: Ons hopen
Wat rijmt er op hopen
wanhopen - opeenhopen - ophopen -
Oefening van de dag