De of het huwelijksgeluk?
Het huwelijksgeluk
Is het de of het huwelijksgeluk
In de Nederlandse taal gebruiken wij het huwelijksgeluk.
Elke dag een e-mail ontvangen met de oefening?
English: marital happiness
Deutsch: Eheglück | Bekijk of het der of die Eheglück is.
Français: bonheur conjugal | Bekijk of het Le o La bonheur conjugal is.
Jou of jouw: jouw huwelijksgeluk
Buigings-e:
Mooi of mooie huwelijksgeluk
Groot of grote huwelijksgeluk
Half of halve huwelijksgeluk
Grappig of grappige huwelijksgeluk
Leeg of lege huwelijksgeluk
leuk of leuke huwelijksgeluk
Vet of vette huwelijksgeluk
Snel of snelle huwelijksgeluk
Wit of witte huwelijksgeluk
Klein of kleine huwelijksgeluk
Rood of rode huwelijksgeluk
Dik of dikke huwelijksgeluk
Oud of oude huwelijksgeluk
Goed of goede huwelijksgeluk
Wat rijmt er op huwelijksgeluk
Elk of elke: Elk huwelijksgeluk
Aanwijzend voornaamwoord: Dat huwelijksgeluk
Bezittelijk voornaamwoord: Ons huwelijksgeluk
Wat rijmt er op huwelijksgeluk
Buigings-e:
Mooi of mooie huwelijksgeluk
Groot of grote huwelijksgeluk
Half of halve huwelijksgeluk
Grappig of grappige huwelijksgeluk
Leeg of lege huwelijksgeluk
leuk of leuke huwelijksgeluk
Vet of vette huwelijksgeluk
Snel of snelle huwelijksgeluk
Wit of witte huwelijksgeluk
Klein of kleine huwelijksgeluk
Rood of rode huwelijksgeluk
Dik of dikke huwelijksgeluk
Oud of oude huwelijksgeluk
Goed of goede huwelijksgeluk
Wat rijmt er op huwelijksgeluk
Elk of elke: Elk huwelijksgeluk
Aanwijzend voornaamwoord: Dat huwelijksgeluk
Bezittelijk voornaamwoord: Ons huwelijksgeluk
Wat rijmt er op huwelijksgeluk
Oefening van de dag