De of het naamgeefster?
De naamgeefster
Is het de of het naamgeefster
In de Nederlandse taal gebruiken wij de naamgeefster.
Thanks!
Fout!
Elke dag een e-mail ontvangen met de oefening?
English: namer
Deutsch: Namensgeber | Bekijk of het der of die Namensgeber is.
Français: Namer | Bekijk of het Le o La Namer is.
Jou of jouw: jouw naamgeefster
Buigings-e:
Mooi of mooie naamgeefster
Groot of grote naamgeefster
Half of halve naamgeefster
Grappig of grappige naamgeefster
Leeg of lege naamgeefster
leuk of leuke naamgeefster
Vet of vette naamgeefster
Snel of snelle naamgeefster
Wit of witte naamgeefster
Klein of kleine naamgeefster
Rood of rode naamgeefster
Dik of dikke naamgeefster
Oud of oude naamgeefster
Goed of goede naamgeefster
Wat rijmt er op naamgeefster
Elk of elke: Elke naamgeefster
Aanwijzend voornaamwoord: Die naamgeefster
Bezittelijk voornaamwoord: Onze naamgeefster
Wat rijmt er op naamgeefster
Buigings-e:
Mooi of mooie naamgeefster
Groot of grote naamgeefster
Half of halve naamgeefster
Grappig of grappige naamgeefster
Leeg of lege naamgeefster
leuk of leuke naamgeefster
Vet of vette naamgeefster
Snel of snelle naamgeefster
Wit of witte naamgeefster
Klein of kleine naamgeefster
Rood of rode naamgeefster
Dik of dikke naamgeefster
Oud of oude naamgeefster
Goed of goede naamgeefster
Wat rijmt er op naamgeefster
Elk of elke: Elke naamgeefster
Aanwijzend voornaamwoord: Die naamgeefster
Bezittelijk voornaamwoord: Onze naamgeefster
Wat rijmt er op naamgeefster
Oefening van de dag
