De of het aaneenkoeken?
Het aaneenkoeken
Is het de of het aaneenkoeken
In de Nederlandse taal gebruiken wij het aaneenkoeken.
Elke dag een e-mail ontvangen met de oefening?
English: caking
Deutsch: Anbackungen | Bekijk of het der of die Anbackungen is.
Français: agglomération | Bekijk of het Le o La agglomération is.
Jou of jouw: jouw aaneenkoeken
Buigings-e:
Mooi of mooie aaneenkoeken
Groot of grote aaneenkoeken
Half of halve aaneenkoeken
Grappig of grappige aaneenkoeken
Leeg of lege aaneenkoeken
leuk of leuke aaneenkoeken
Vet of vette aaneenkoeken
Snel of snelle aaneenkoeken
Wit of witte aaneenkoeken
Klein of kleine aaneenkoeken
Rood of rode aaneenkoeken
Dik of dikke aaneenkoeken
Oud of oude aaneenkoeken
Goed of goede aaneenkoeken
Wat rijmt er op aaneenkoeken
Elk of elke: Elk aaneenkoeken
Aanwijzend voornaamwoord: Dat aaneenkoeken
Bezittelijk voornaamwoord: Ons aaneenkoeken
Wat rijmt er op aaneenkoeken
Buigings-e:
Mooi of mooie aaneenkoeken
Groot of grote aaneenkoeken
Half of halve aaneenkoeken
Grappig of grappige aaneenkoeken
Leeg of lege aaneenkoeken
leuk of leuke aaneenkoeken
Vet of vette aaneenkoeken
Snel of snelle aaneenkoeken
Wit of witte aaneenkoeken
Klein of kleine aaneenkoeken
Rood of rode aaneenkoeken
Dik of dikke aaneenkoeken
Oud of oude aaneenkoeken
Goed of goede aaneenkoeken
Wat rijmt er op aaneenkoeken
Elk of elke: Elk aaneenkoeken
Aanwijzend voornaamwoord: Dat aaneenkoeken
Bezittelijk voornaamwoord: Ons aaneenkoeken
Wat rijmt er op aaneenkoeken
Oefening van de dag