De of het afbeel;ding?
De afbeel;ding
Is het de of het afbeel;ding
In de Nederlandse taal gebruiken wij de afbeel;ding.

Elke dag een e-mail ontvangen met de oefening?
English: depiction; thing
Jou of jouw: jouw afbeel;ding
Buigings-e:
Mooi of mooie afbeel;ding
Groot of grote afbeel;ding
Half of halve afbeel;ding
Grappig of grappige afbeel;ding
Leeg of lege afbeel;ding
leuk of leuke afbeel;ding
Vet of vette afbeel;ding
Snel of snelle afbeel;ding
Wit of witte afbeel;ding
Klein of kleine afbeel;ding
Rood of rode afbeel;ding
Dik of dikke afbeel;ding
Oud of oude afbeel;ding
Goed of goede afbeel;ding
Wat rijmt er op afbeel;ding
Elk of elke: Elke afbeel;ding
Aanwijzend voornaamwoord: Die afbeel;ding
Bezittelijk voornaamwoord: Onze afbeel;ding
Wat rijmt er op afbeel;ding
Buigings-e:
Mooi of mooie afbeel;ding
Groot of grote afbeel;ding
Half of halve afbeel;ding
Grappig of grappige afbeel;ding
Leeg of lege afbeel;ding
leuk of leuke afbeel;ding
Vet of vette afbeel;ding
Snel of snelle afbeel;ding
Wit of witte afbeel;ding
Klein of kleine afbeel;ding
Rood of rode afbeel;ding
Dik of dikke afbeel;ding
Oud of oude afbeel;ding
Goed of goede afbeel;ding
Wat rijmt er op afbeel;ding
Elk of elke: Elke afbeel;ding
Aanwijzend voornaamwoord: Die afbeel;ding
Bezittelijk voornaamwoord: Onze afbeel;ding
Wat rijmt er op afbeel;ding
Oefening van de dag