De of het auditorium?
Het auditorium
Is het de of het auditorium
In de Nederlandse taal gebruiken wij het auditorium.
Elke dag een e-mail ontvangen met de oefening?
English: audience
Deutsch: Publikum | Bekijk of het der of die Publikum is.
Français: public | Bekijk of het Le o La public is.
Jou of jouw: jouw auditorium
Buigings-e:
Mooi of mooie auditorium
Groot of grote auditorium
Half of halve auditorium
Grappig of grappige auditorium
Leeg of lege auditorium
leuk of leuke auditorium
Vet of vette auditorium
Snel of snelle auditorium
Wit of witte auditorium
Klein of kleine auditorium
Rood of rode auditorium
Dik of dikke auditorium
Oud of oude auditorium
Goed of goede auditorium
Wat rijmt er op auditorium
Elk of elke: Elk auditorium
Aanwijzend voornaamwoord: Dat auditorium
Bezittelijk voornaamwoord: Ons auditorium
Wat rijmt er op auditorium
Buigings-e:
Mooi of mooie auditorium
Groot of grote auditorium
Half of halve auditorium
Grappig of grappige auditorium
Leeg of lege auditorium
leuk of leuke auditorium
Vet of vette auditorium
Snel of snelle auditorium
Wit of witte auditorium
Klein of kleine auditorium
Rood of rode auditorium
Dik of dikke auditorium
Oud of oude auditorium
Goed of goede auditorium
Wat rijmt er op auditorium
Elk of elke: Elk auditorium
Aanwijzend voornaamwoord: Dat auditorium
Bezittelijk voornaamwoord: Ons auditorium
Wat rijmt er op auditorium
Oefening van de dag