De of het boerenechtpaar?
Het boerenechtpaar
Is het de of het boerenechtpaar
In de Nederlandse taal gebruiken wij het boerenechtpaar.
Elke dag een e-mail ontvangen met de oefening?
English: farming couple
Deutsch: Bauernpaar | Bekijk of het der of die Bauernpaar is.
Français: quelques paysans | Bekijk of het Le o La quelques paysans is.
Jou of jouw: jouw boerenechtpaar
Buigings-e:
Mooi of mooie boerenechtpaar
Groot of grote boerenechtpaar
Half of halve boerenechtpaar
Grappig of grappige boerenechtpaar
Leeg of lege boerenechtpaar
leuk of leuke boerenechtpaar
Vet of vette boerenechtpaar
Snel of snelle boerenechtpaar
Wit of witte boerenechtpaar
Klein of kleine boerenechtpaar
Rood of rode boerenechtpaar
Dik of dikke boerenechtpaar
Oud of oude boerenechtpaar
Goed of goede boerenechtpaar
Wat rijmt er op boerenechtpaar
Elk of elke: Elk boerenechtpaar
Aanwijzend voornaamwoord: Dat boerenechtpaar
Bezittelijk voornaamwoord: Ons boerenechtpaar
Wat rijmt er op boerenechtpaar
Buigings-e:
Mooi of mooie boerenechtpaar
Groot of grote boerenechtpaar
Half of halve boerenechtpaar
Grappig of grappige boerenechtpaar
Leeg of lege boerenechtpaar
leuk of leuke boerenechtpaar
Vet of vette boerenechtpaar
Snel of snelle boerenechtpaar
Wit of witte boerenechtpaar
Klein of kleine boerenechtpaar
Rood of rode boerenechtpaar
Dik of dikke boerenechtpaar
Oud of oude boerenechtpaar
Goed of goede boerenechtpaar
Wat rijmt er op boerenechtpaar
Elk of elke: Elk boerenechtpaar
Aanwijzend voornaamwoord: Dat boerenechtpaar
Bezittelijk voornaamwoord: Ons boerenechtpaar
Wat rijmt er op boerenechtpaar
Oefening van de dag