De of het familiegebeurtenis?
De familiegebeurtenis
Is het de of het familiegebeurtenis
In de Nederlandse taal gebruiken wij de familiegebeurtenis.
Elke dag een e-mail ontvangen met de oefening?
English: family event
Deutsch: Familienfest | Bekijk of het der of die Familienfest is.
Français: événement familial | Bekijk of het Le o La événement familial is.
Jou of jouw: jouw familiegebeurtenis
Buigings-e:
Mooi of mooie familiegebeurtenis
Groot of grote familiegebeurtenis
Half of halve familiegebeurtenis
Grappig of grappige familiegebeurtenis
Leeg of lege familiegebeurtenis
leuk of leuke familiegebeurtenis
Vet of vette familiegebeurtenis
Snel of snelle familiegebeurtenis
Wit of witte familiegebeurtenis
Klein of kleine familiegebeurtenis
Rood of rode familiegebeurtenis
Dik of dikke familiegebeurtenis
Oud of oude familiegebeurtenis
Goed of goede familiegebeurtenis
Wat rijmt er op familiegebeurtenis
Elk of elke: Elke familiegebeurtenis
Aanwijzend voornaamwoord: Die familiegebeurtenis
Bezittelijk voornaamwoord: Onze familiegebeurtenis
Wat rijmt er op familiegebeurtenis
Buigings-e:
Mooi of mooie familiegebeurtenis
Groot of grote familiegebeurtenis
Half of halve familiegebeurtenis
Grappig of grappige familiegebeurtenis
Leeg of lege familiegebeurtenis
leuk of leuke familiegebeurtenis
Vet of vette familiegebeurtenis
Snel of snelle familiegebeurtenis
Wit of witte familiegebeurtenis
Klein of kleine familiegebeurtenis
Rood of rode familiegebeurtenis
Dik of dikke familiegebeurtenis
Oud of oude familiegebeurtenis
Goed of goede familiegebeurtenis
Wat rijmt er op familiegebeurtenis
Elk of elke: Elke familiegebeurtenis
Aanwijzend voornaamwoord: Die familiegebeurtenis
Bezittelijk voornaamwoord: Onze familiegebeurtenis
Wat rijmt er op familiegebeurtenis
Oefening van de dag