De of het feitje?
Het feitje
Is het de of het feitje
In de Nederlandse taal gebruiken wij het feitje.

Elke dag een e-mail ontvangen met de oefening?
English: fact
Jou of jouw: jouw feitje
Buigings-e:
Mooi of mooie feitje
Groot of grote feitje
Half of halve feitje
Grappig of grappige feitje
Leeg of lege feitje
leuk of leuke feitje
Vet of vette feitje
Snel of snelle feitje
Wit of witte feitje
Klein of kleine feitje
Rood of rode feitje
Dik of dikke feitje
Oud of oude feitje
Goed of goede feitje
Wat rijmt er op feitje
Elk of elke: Elk feitje
Aanwijzend voornaamwoord: Dat feitje
Bezittelijk voornaamwoord: Ons feitje
Wat rijmt er op feitje
Buigings-e:
Mooi of mooie feitje
Groot of grote feitje
Half of halve feitje
Grappig of grappige feitje
Leeg of lege feitje
leuk of leuke feitje
Vet of vette feitje
Snel of snelle feitje
Wit of witte feitje
Klein of kleine feitje
Rood of rode feitje
Dik of dikke feitje
Oud of oude feitje
Goed of goede feitje
Wat rijmt er op feitje
Elk of elke: Elk feitje
Aanwijzend voornaamwoord: Dat feitje
Bezittelijk voornaamwoord: Ons feitje
Wat rijmt er op feitje
Oefening van de dag