De of het identiteitskaart?
De identiteitskaart
Is het de of het identiteitskaart
In de Nederlandse taal gebruiken wij de identiteitskaart.

Elke dag een e-mail ontvangen met de oefening?
English: identity
Deutsch: ausweis | Bekijk of het der of die ausweis is.
Français: carte d'identité | Bekijk of het Le o La carte d'identité is.
Jou of jouw: jouw identiteitskaart
Buigings-e:
Mooi of mooie identiteitskaart
Groot of grote identiteitskaart
Half of halve identiteitskaart
Grappig of grappige identiteitskaart
Leeg of lege identiteitskaart
leuk of leuke identiteitskaart
Vet of vette identiteitskaart
Snel of snelle identiteitskaart
Wit of witte identiteitskaart
Klein of kleine identiteitskaart
Rood of rode identiteitskaart
Dik of dikke identiteitskaart
Oud of oude identiteitskaart
Goed of goede identiteitskaart
Wat rijmt er op identiteitskaart
Elk of elke: Elke identiteitskaart
Aanwijzend voornaamwoord: Die identiteitskaart
Bezittelijk voornaamwoord: Onze identiteitskaart
Wat rijmt er op identiteitskaart
Buigings-e:
Mooi of mooie identiteitskaart
Groot of grote identiteitskaart
Half of halve identiteitskaart
Grappig of grappige identiteitskaart
Leeg of lege identiteitskaart
leuk of leuke identiteitskaart
Vet of vette identiteitskaart
Snel of snelle identiteitskaart
Wit of witte identiteitskaart
Klein of kleine identiteitskaart
Rood of rode identiteitskaart
Dik of dikke identiteitskaart
Oud of oude identiteitskaart
Goed of goede identiteitskaart
Wat rijmt er op identiteitskaart
Elk of elke: Elke identiteitskaart
Aanwijzend voornaamwoord: Die identiteitskaart
Bezittelijk voornaamwoord: Onze identiteitskaart
Wat rijmt er op identiteitskaart
Oefening van de dag