De of het imker?
De imker
Is het de of het imker
In de Nederlandse taal gebruiken wij de imker.
Elke dag een e-mail ontvangen met de oefening?
Imker is mannelijk
English: beekeeper
Deutsch: Imker | Bekijk of het der of die Imker is.
Français: apiculteur | Bekijk of het Le o La apiculteur is.
Jou of jouw: jouw imker
Buigings-e:
Mooi of mooie imker
Groot of grote imker
Half of halve imker
Grappig of grappige imker
Leeg of lege imker
leuk of leuke imker
Vet of vette imker
Snel of snelle imker
Wit of witte imker
Klein of kleine imker
Rood of rode imker
Dik of dikke imker
Oud of oude imker
Goed of goede imker
Wat rijmt er op imker
Elk of elke: Elke imker
Aanwijzend voornaamwoord: Die imker
Bezittelijk voornaamwoord: Onze imker
Wat rijmt er op imker
Buigings-e:
Mooi of mooie imker
Groot of grote imker
Half of halve imker
Grappig of grappige imker
Leeg of lege imker
leuk of leuke imker
Vet of vette imker
Snel of snelle imker
Wit of witte imker
Klein of kleine imker
Rood of rode imker
Dik of dikke imker
Oud of oude imker
Goed of goede imker
Wat rijmt er op imker
Elk of elke: Elke imker
Aanwijzend voornaamwoord: Die imker
Bezittelijk voornaamwoord: Onze imker
Wat rijmt er op imker
Oefening van de dag