De of het implantaat?
Het implantaat
Is het de of het implantaat
In de Nederlandse taal gebruiken wij het implantaat.

Elke dag een e-mail ontvangen met de oefening?
English: implant
Deutsch: Implantat | Bekijk of het der of die Implantat is.
Français: implant | Bekijk of het Le o La implant is.
Jou of jouw: jouw implantaat
Buigings-e:
Mooi of mooie implantaat
Groot of grote implantaat
Half of halve implantaat
Grappig of grappige implantaat
Leeg of lege implantaat
leuk of leuke implantaat
Vet of vette implantaat
Snel of snelle implantaat
Wit of witte implantaat
Klein of kleine implantaat
Rood of rode implantaat
Dik of dikke implantaat
Oud of oude implantaat
Goed of goede implantaat
Wat rijmt er op implantaat
Elk of elke: Elk implantaat
Aanwijzend voornaamwoord: Dat implantaat
Bezittelijk voornaamwoord: Ons implantaat
Wat rijmt er op implantaat
Buigings-e:
Mooi of mooie implantaat
Groot of grote implantaat
Half of halve implantaat
Grappig of grappige implantaat
Leeg of lege implantaat
leuk of leuke implantaat
Vet of vette implantaat
Snel of snelle implantaat
Wit of witte implantaat
Klein of kleine implantaat
Rood of rode implantaat
Dik of dikke implantaat
Oud of oude implantaat
Goed of goede implantaat
Wat rijmt er op implantaat
Elk of elke: Elk implantaat
Aanwijzend voornaamwoord: Dat implantaat
Bezittelijk voornaamwoord: Ons implantaat
Wat rijmt er op implantaat
Oefening van de dag