De of het instantvoldoening?
De instantvoldoening
Is het de of het instantvoldoening
In de Nederlandse taal gebruiken wij de instantvoldoening.
Elke dag een e-mail ontvangen met de oefening?
English: Instant gratification
Jou of jouw: jouw instantvoldoening
Buigings-e:
Mooi of mooie instantvoldoening
Groot of grote instantvoldoening
Half of halve instantvoldoening
Grappig of grappige instantvoldoening
Leeg of lege instantvoldoening
leuk of leuke instantvoldoening
Vet of vette instantvoldoening
Snel of snelle instantvoldoening
Wit of witte instantvoldoening
Klein of kleine instantvoldoening
Rood of rode instantvoldoening
Dik of dikke instantvoldoening
Oud of oude instantvoldoening
Goed of goede instantvoldoening
Wat rijmt er op instantvoldoening
Elk of elke: Elke instantvoldoening
Aanwijzend voornaamwoord: Die instantvoldoening
Bezittelijk voornaamwoord: Onze instantvoldoening
Wat rijmt er op instantvoldoening
Buigings-e:
Mooi of mooie instantvoldoening
Groot of grote instantvoldoening
Half of halve instantvoldoening
Grappig of grappige instantvoldoening
Leeg of lege instantvoldoening
leuk of leuke instantvoldoening
Vet of vette instantvoldoening
Snel of snelle instantvoldoening
Wit of witte instantvoldoening
Klein of kleine instantvoldoening
Rood of rode instantvoldoening
Dik of dikke instantvoldoening
Oud of oude instantvoldoening
Goed of goede instantvoldoening
Wat rijmt er op instantvoldoening
Elk of elke: Elke instantvoldoening
Aanwijzend voornaamwoord: Die instantvoldoening
Bezittelijk voornaamwoord: Onze instantvoldoening
Wat rijmt er op instantvoldoening
Oefening van de dag