De of het onvoldoening?
De onvoldoening
Is het de of het onvoldoening
In de Nederlandse taal gebruiken wij de onvoldoening.
Elke dag een e-mail ontvangen met de oefening?
English: inadequacy
Jou of jouw: jouw onvoldoening
Buigings-e:
Mooi of mooie onvoldoening
Groot of grote onvoldoening
Half of halve onvoldoening
Grappig of grappige onvoldoening
Leeg of lege onvoldoening
leuk of leuke onvoldoening
Vet of vette onvoldoening
Snel of snelle onvoldoening
Wit of witte onvoldoening
Klein of kleine onvoldoening
Rood of rode onvoldoening
Dik of dikke onvoldoening
Oud of oude onvoldoening
Goed of goede onvoldoening
Wat rijmt er op onvoldoening
Elk of elke: Elke onvoldoening
Aanwijzend voornaamwoord: Die onvoldoening
Bezittelijk voornaamwoord: Onze onvoldoening
Wat rijmt er op onvoldoening
Buigings-e:
Mooi of mooie onvoldoening
Groot of grote onvoldoening
Half of halve onvoldoening
Grappig of grappige onvoldoening
Leeg of lege onvoldoening
leuk of leuke onvoldoening
Vet of vette onvoldoening
Snel of snelle onvoldoening
Wit of witte onvoldoening
Klein of kleine onvoldoening
Rood of rode onvoldoening
Dik of dikke onvoldoening
Oud of oude onvoldoening
Goed of goede onvoldoening
Wat rijmt er op onvoldoening
Elk of elke: Elke onvoldoening
Aanwijzend voornaamwoord: Die onvoldoening
Bezittelijk voornaamwoord: Onze onvoldoening
Wat rijmt er op onvoldoening
Oefening van de dag