De of het soelaas?
Het soelaas
Is het de of het soelaas
In de Nederlandse taal gebruiken wij het soelaas.
Elke dag een e-mail ontvangen met de oefening?
English: solace
Deutsch: Trost | Bekijk of het der of die Trost is.
Français: réconfort | Bekijk of het Le o La réconfort is.
Jou of jouw: jouw soelaas
Buigings-e:
Mooi of mooie soelaas
Groot of grote soelaas
Half of halve soelaas
Grappig of grappige soelaas
Leeg of lege soelaas
leuk of leuke soelaas
Vet of vette soelaas
Snel of snelle soelaas
Wit of witte soelaas
Klein of kleine soelaas
Rood of rode soelaas
Dik of dikke soelaas
Oud of oude soelaas
Goed of goede soelaas
Wat rijmt er op soelaas
Elk of elke: Elk soelaas
Aanwijzend voornaamwoord: Dat soelaas
Bezittelijk voornaamwoord: Ons soelaas
Wat rijmt er op soelaas
Buigings-e:
Mooi of mooie soelaas
Groot of grote soelaas
Half of halve soelaas
Grappig of grappige soelaas
Leeg of lege soelaas
leuk of leuke soelaas
Vet of vette soelaas
Snel of snelle soelaas
Wit of witte soelaas
Klein of kleine soelaas
Rood of rode soelaas
Dik of dikke soelaas
Oud of oude soelaas
Goed of goede soelaas
Wat rijmt er op soelaas
Elk of elke: Elk soelaas
Aanwijzend voornaamwoord: Dat soelaas
Bezittelijk voornaamwoord: Ons soelaas
Wat rijmt er op soelaas
Oefening van de dag