De of het timmeren?
Het timmeren
Is het de of het timmeren
In de Nederlandse taal gebruiken wij het timmeren.
Elke dag een e-mail ontvangen met de oefening?
English: carpentry
Deutsch: Zimmerei | Bekijk of het der of die Zimmerei is.
Français: menuiserie | Bekijk of het Le o La menuiserie is.
Jou of jouw: jouw timmeren
Buigings-e:
Mooi of mooie timmeren
Groot of grote timmeren
Half of halve timmeren
Grappig of grappige timmeren
Leeg of lege timmeren
leuk of leuke timmeren
Vet of vette timmeren
Snel of snelle timmeren
Wit of witte timmeren
Klein of kleine timmeren
Rood of rode timmeren
Dik of dikke timmeren
Oud of oude timmeren
Goed of goede timmeren
Wat rijmt er op timmeren
Elk of elke: Elk timmeren
Aanwijzend voornaamwoord: Dat timmeren
Bezittelijk voornaamwoord: Ons timmeren
Wat rijmt er op timmeren
aantimmeren - dichttimmeren - optimmeren -
Buigings-e:
Mooi of mooie timmeren
Groot of grote timmeren
Half of halve timmeren
Grappig of grappige timmeren
Leeg of lege timmeren
leuk of leuke timmeren
Vet of vette timmeren
Snel of snelle timmeren
Wit of witte timmeren
Klein of kleine timmeren
Rood of rode timmeren
Dik of dikke timmeren
Oud of oude timmeren
Goed of goede timmeren
Wat rijmt er op timmeren
Elk of elke: Elk timmeren
Aanwijzend voornaamwoord: Dat timmeren
Bezittelijk voornaamwoord: Ons timmeren
Wat rijmt er op timmeren
aantimmeren - dichttimmeren - optimmeren -
Oefening van de dag