De of het werkgeneeskunde?
De werkgeneeskunde
Is het de of het werkgeneeskunde
In de Nederlandse taal gebruiken wij de werkgeneeskunde.
Elke dag een e-mail ontvangen met de oefening?
English: occupational medicine
Jou of jouw: jouw werkgeneeskunde
Buigings-e:
Mooi of mooie werkgeneeskunde
Groot of grote werkgeneeskunde
Half of halve werkgeneeskunde
Grappig of grappige werkgeneeskunde
Leeg of lege werkgeneeskunde
leuk of leuke werkgeneeskunde
Vet of vette werkgeneeskunde
Snel of snelle werkgeneeskunde
Wit of witte werkgeneeskunde
Klein of kleine werkgeneeskunde
Rood of rode werkgeneeskunde
Dik of dikke werkgeneeskunde
Oud of oude werkgeneeskunde
Goed of goede werkgeneeskunde
Wat rijmt er op werkgeneeskunde
Elk of elke: Elke werkgeneeskunde
Aanwijzend voornaamwoord: Die werkgeneeskunde
Bezittelijk voornaamwoord: Onze werkgeneeskunde
Wat rijmt er op werkgeneeskunde
Buigings-e:
Mooi of mooie werkgeneeskunde
Groot of grote werkgeneeskunde
Half of halve werkgeneeskunde
Grappig of grappige werkgeneeskunde
Leeg of lege werkgeneeskunde
leuk of leuke werkgeneeskunde
Vet of vette werkgeneeskunde
Snel of snelle werkgeneeskunde
Wit of witte werkgeneeskunde
Klein of kleine werkgeneeskunde
Rood of rode werkgeneeskunde
Dik of dikke werkgeneeskunde
Oud of oude werkgeneeskunde
Goed of goede werkgeneeskunde
Wat rijmt er op werkgeneeskunde
Elk of elke: Elke werkgeneeskunde
Aanwijzend voornaamwoord: Die werkgeneeskunde
Bezittelijk voornaamwoord: Onze werkgeneeskunde
Wat rijmt er op werkgeneeskunde
Oefening van de dag