De of het winterhalfjaar?
Het winterhalfjaar
Is het de of het winterhalfjaar
In de Nederlandse taal gebruiken wij het winterhalfjaar.
Elke dag een e-mail ontvangen met de oefening?
English: winter semester
Deutsch: Wintersemester | Bekijk of het der of die Wintersemester is.
Français: Semestre d'hiver | Bekijk of het Le o La Semestre d'hiver is.
Jou of jouw: jouw winterhalfjaar
Buigings-e:
Mooi of mooie winterhalfjaar
Groot of grote winterhalfjaar
Half of halve winterhalfjaar
Grappig of grappige winterhalfjaar
Leeg of lege winterhalfjaar
leuk of leuke winterhalfjaar
Vet of vette winterhalfjaar
Snel of snelle winterhalfjaar
Wit of witte winterhalfjaar
Klein of kleine winterhalfjaar
Rood of rode winterhalfjaar
Dik of dikke winterhalfjaar
Oud of oude winterhalfjaar
Goed of goede winterhalfjaar
Wat rijmt er op winterhalfjaar
Elk of elke: Elk winterhalfjaar
Aanwijzend voornaamwoord: Dat winterhalfjaar
Bezittelijk voornaamwoord: Ons winterhalfjaar
Wat rijmt er op winterhalfjaar
Buigings-e:
Mooi of mooie winterhalfjaar
Groot of grote winterhalfjaar
Half of halve winterhalfjaar
Grappig of grappige winterhalfjaar
Leeg of lege winterhalfjaar
leuk of leuke winterhalfjaar
Vet of vette winterhalfjaar
Snel of snelle winterhalfjaar
Wit of witte winterhalfjaar
Klein of kleine winterhalfjaar
Rood of rode winterhalfjaar
Dik of dikke winterhalfjaar
Oud of oude winterhalfjaar
Goed of goede winterhalfjaar
Wat rijmt er op winterhalfjaar
Elk of elke: Elk winterhalfjaar
Aanwijzend voornaamwoord: Dat winterhalfjaar
Bezittelijk voornaamwoord: Ons winterhalfjaar
Wat rijmt er op winterhalfjaar
Oefening van de dag