De of het zomerzonnetje?
Het zomerzonnetje
Is het de of het zomerzonnetje
In de Nederlandse taal gebruiken wij het zomerzonnetje.
Elke dag een e-mail ontvangen met de oefening?
English: summer sun
Jou of jouw: jouw zomerzonnetje
Buigings-e:
Mooi of mooie zomerzonnetje
Groot of grote zomerzonnetje
Half of halve zomerzonnetje
Grappig of grappige zomerzonnetje
Leeg of lege zomerzonnetje
leuk of leuke zomerzonnetje
Vet of vette zomerzonnetje
Snel of snelle zomerzonnetje
Wit of witte zomerzonnetje
Klein of kleine zomerzonnetje
Rood of rode zomerzonnetje
Dik of dikke zomerzonnetje
Oud of oude zomerzonnetje
Goed of goede zomerzonnetje
Wat rijmt er op zomerzonnetje
Elk of elke: Elk zomerzonnetje
Aanwijzend voornaamwoord: Dat zomerzonnetje
Bezittelijk voornaamwoord: Ons zomerzonnetje
Wat rijmt er op zomerzonnetje
Buigings-e:
Mooi of mooie zomerzonnetje
Groot of grote zomerzonnetje
Half of halve zomerzonnetje
Grappig of grappige zomerzonnetje
Leeg of lege zomerzonnetje
leuk of leuke zomerzonnetje
Vet of vette zomerzonnetje
Snel of snelle zomerzonnetje
Wit of witte zomerzonnetje
Klein of kleine zomerzonnetje
Rood of rode zomerzonnetje
Dik of dikke zomerzonnetje
Oud of oude zomerzonnetje
Goed of goede zomerzonnetje
Wat rijmt er op zomerzonnetje
Elk of elke: Elk zomerzonnetje
Aanwijzend voornaamwoord: Dat zomerzonnetje
Bezittelijk voornaamwoord: Ons zomerzonnetje
Wat rijmt er op zomerzonnetje
Oefening van de dag